Hoewel het al bijna lente was, was het toch koud buiten. Het vuurvliegje, de kever en de bijen zaten buiten bij elkaar in de schemer. De vlinder kwam langs met een grote tas met brieven en gaf er eentje aan het vuurvliegje. ‘ Deze is voor jou’, zei hij en hij vloog weer verder.
Het vuurvliegje opende de envelop en las het briefje. Ze veegde een traan weg en was even stil.
‘Wat is er?’ vroeg de kever.
Het vuurvliegje haalde haar schouders op en haar lampje flikkerde en ging toen helemaal uit.
‘Vertel!’, zeiden de bijen. ‘Van wie is dat en wat staat er?’
Het vuurvliegje veegde nog een traan weg en probeerde te praten, maar haar stem sloeg over. Ze haalde diep adem en ging op een boomstronk zitten.
‘Het is een briefje van de zwaluw’, zei ze en ze stopte het papiertje weer in de envelop en legde ‘m naast zich neer.
De zwaluw was een paar winters geleden plotseling verdwenen en was nooit meer teruggekomen.
‘Staat er waarom ze is weggegaan?’ vroeg de kever.
‘Staat er sorry?’ vroeg een bij.
Het vuurvliegje schudde van nee en staarde voor zich uit.
‘Wil ze het uitpraten? Is ze boos? Zegt ze wat er is gebeurd? Vraagt ze zich af hoe het met je gaat? Mist ze je?’ De bijen keken nieuwsgierig naar de envelop. ‘Vertel dan.’
Het vuurvliegje zuchtte en begon te praten. ‘Er staat dat ik moet loslaten, dat wat er was nooit is geweest. Er staat dat het leven doorgaat, en dat het er niet meer toe doet. Er staat dat alles is zoals het is. Er staat dat alles wegwaait met de wind. Er staat dat wat in de sterren geschreven staat, kan veranderen. Dat er iets ergers is dan afwijzing, namelijk onverschilligheid.’
Het vuurvliegje keek naar de envelop en liep weg, ze liet ‘m liggen in het gras. Ze gaf de kever een knuffel en de bijen ook. ‘Ik ga even uitwaaien’, zei ze. ‘En daarna zal ik een antwoord schrijven.’
De kever keek naar de envelop en maakte ‘m open toen het vuurvliegje weg was. Het vuurvliegje was ergens door geraakt en hij wilde weten waardoor. Hij had de zwaluw nooit gekend maar wist dat ze heel belangrijk was geweest voor het vuurvliegje. Hij keek naar de bijen en las voor: ‘Hoi vuurvliegje. Ik ben mijn paraplu vergeten, wil je die opsturen? De zwaluw.’
Na een paar uur kwam het vuurvliegje terug met een nieuwe envelop. ‘Wat heb je geschreven?’ vroeg de kever.
‘Dat ik heel erg boos was en misschien wel ben. Dat ik het niet snap, dat ik het écht helemaal niet snap. Dat ik wilde dat het allemaal anders was gelopen. Dat ik haar vergeef. Dat ik haar zo miste. Dat ik mezelf vergeef. Dat ik wil loslaten en dat dat steeds beter gaat. Dat ik ben doorgegaan. Dat ik zoveel heb geleerd en dat ik opnieuw ben begonnen. Dat ik mezelf weer heb teruggevonden en dat het leven goed kan zijn. Nee, dat het leven goed ís. Dat ik mijn hart weer heb opengesteld. En dat ik geen brieven meer wil.’ Ze gaf de envelop aan de kever. ‘Wil jij ‘m op de bus doen? Ik ga eten maken.’
De kever wachtte tot het vuurvliegje uit zicht was en opende toen de envelop. Er stond: ‘Hoi zwaluw, je paraplu is hier niet. Groeten vuurvliegje.’