Het vuurvliegje, de pauw en de os hadden de hele dag gewandeld. Het was warm geweest, de zon had de hele dag geschenen en er was geen wolkje aan de lucht. Ze hadden net wat van hun meegebrachte eten gegeten en zaten naast elkaar op een heuveltje op een open plek tussen de bergen. Achter hen ging de zon onder waardoor een oranje gloed over de bergen lag. De os en de pauw waren wat aan het praten en het vuurvliegje keek naar de horizon.
De zon zakte verder weg en toen het vuurvliegje zich omdraaide, zag ze dat achter haar de maan op kwam. De os had net wat te drinken gehaald en nam een grote slok. De pauw kwam terug met een dekentje dat hij uit de tas van de os had gehaald. Het werd nu snel koud en het vuurvliegje en de pauw kropen onder het dekentje. De os had het niet koud.
Het vuurvliegje keek naar de maan die uit de bergen omhoog leek te komen. Een beetje paniekerig vroeg ze: ‘is de maan altijd zo groot? En zo oranje?’
De os en de pauw keken naar de maan. ‘Nee’, zei de os ‘hij is wel erg groot vandaag, en extra oranje lijkt wel.’
‘Dat is niet goed hoor’, zei het vuurvliegje ‘helemaal niet goed. En de maan is een zij, geen hij.’
Nu keken ze alle drie zwijgend naar de maan die hoger en hoger klom. Er waren bijna geen sterren te zien. Het vuurvliegje keek achterom, maar de zon was onder.
‘Te groot en te oranje’, mompelde het vuurvliegje ‘Straks valt ze vannacht op ons hoofd.’
Het vuurvliegje wurmde zich onder het dekentje vandaan en liep zenuwachtig heen en weer.
‘We moeten iets doen!’, riep ze tenslotte en ze ging weer zitten. ‘Laten we alle drie heel hard wensen dat de maan weer normaal wordt’, zei ze ‘Als we zo hard wensen als we kunnen, dan komt het vast weer goed.’
Het vuurvliegje ging in de lotushouding zitten en legde haar handen neer met de handpalmen naar beneden. En toen bedacht ze zich en legde ze omhoog, dat had ze ooit ergens eens gezien. En ze begon heel hard te wensen dat ze maan weer normaal werd. Ze deed één oog open en keer naar de os en de pauw. Die waren ook heel hard aan het wensen.
Na een tijdje kreeg het vuurvliegje zere knieën en haar rug voelde stijf aan. En het was koud. Maar ze wist dat dit heel erg belangrijk was dus ze wenste nog even door.
Ze voelde een por in haar zij. Ze deed haar ogen open en zag dat de os naar de lucht wees. De maan stond nu veel hoger en er waren sterren te zien. De maan was kleiner en was niet meer oranje.
Opgelucht haalden ze adem. Nu konden ze met een gerust hart gaan slapen, de maan zou vannacht niet vallen.